in oude gewoonten; het volgekladde
vel, verkreukeld, omgeslagen tot
een ongenaakbare belofte;
de eerste pennenstreek verwondde
nog het vroegste uur de hoop: het
schamper verlangen jong te blijven,
het verschrompelende leven te tarten.
Waar elke nieuwe minuut harder en
pregnanter het grote einde aanzegde,
zouden wij schrijven van eeuwigheid
en schreeuwen van onsterfelijke
hunkering naar dat ene woord dat
alles zou samenvatten; een magisch
Onomatopee waarmee ongenaakbare
beloftes vloeibaar werden geroepen
en ingedronken konden worden als inkt.
We hadden geen vel meer nodig om
om te slaan; we zouden elkaar bekladden
met hoop. Of ons leven ervan afhing.