DAG HARRY, SLOME KAT
Dag Harry, slome kat.
Heb je ooit geweten
hoe geliefd je bent?
Tovenaar van troost.
Ik steek de spade in de grond.
Verwachtingsvol keek je
vanaf de keukenmat
naar ons op.
Wist jij veel dat wij achter je rug om
je laatste uur al bepaald hadden.
Maar je voelde het gewicht
van achttien jaar leven:
een versleten hart, een lijf vol vocht.
En wij een lief huis waarin we nog
de echo horen van mauw en krabbel.
Ik graaf je kleine graf in de tuin
daar waar je in de zon lag.
Stilletjes naderde je doodsengel
op de eerste lentedag.
Ik stel me voor zoals jijzelf sluipend
naar een vlinder of koolmees
maar dan een stuk trefzekerder natuurlijk,
roofdier bleek niet je grootste talent.
Laten we het maar eerlijk zeggen:
je grootste verdienste in deze wereld
was zonder twijfel dat je altijd en overal
kon maffen met een jaloersmakende
vanzelfsprekendheid
waardoor iedereen die je zag op slag
een gelukkiger mens werd.
Nu leg ik je voorzichtig in je groeve
terwijl ik je hoofd moet ondersteunen
met mijn wijsvinger omdat het anders
onwerkelijk bungelt.
Dag Harry, slome kat.
Ik wens je een poezenhemel
waar je wél de felheid hebt
om op muizen te jagen
en je níet hoeft te kotsen
als je gras gegeten hebt,
en ik wens je brokjes in gelei,
van die dure op een schaaltje en...
Nee, wat een onzin. Ik wens je
dat je daar net zo Harry bent als hier,
met je aanstekelijke onnozelheid,
onhandig en verwonderd.
Zelfs dood in een kuil
ben je een mooie kat.
Aarzelend dek ik je toe.
We strooien wat bloemzaad
op je heuveltje.
Dag Harry, slome kat.
Heb je ooit geweten
hoe geliefd je bent?
Val niet uit de hemel
met je onhandigheid.