de schrik van hart en nieren
daar hapt mijn hart naar adem
snakt als halfdode vis op een wal
stuiptrekkend mijn levensdrift begeven
mijn ogen zien wazig nog jouw
silhouet en hoe je mij zuurstof was
driftige teugen zoog ik je in
wanhopig zoeken mijn pupillen
vanonder geloken oogleden jou
en je bent pas een half uur weg
luchtledigheid schroeft intussen mijn strot
dicht waarmee ik je naam fluisterde
uitroep in onze slaapkamer - als ik stik
dan met jouw naam tussen mijn lippen