ook vandaag.
Je ogen staren dwars door mijn hemd.
Dit zijn de vragen
bij de lift op de zesde etage.
Mijn vader wacht op me. Ik ben al te laat.
Dat klopt, mompel ik. Gek wijf.
Je kijkt trouw naar me op en zegt netjes
dankjewel als ik je
de andere kant op stuur.
Ook morgen.
De lift gaat nergens heen.
Niet naar Breda, niet naar vader.
Zelfs niet naar de grote verlossing.
Je blijft dwalen,
het doolhof
is niet ingewikkelder dan één
kaarsrechte gang van hooguit dertig meter.
En ik stuur je terug de chaos in.
Omdat ik de wanhoop in je
ogen niet kan verdragen.