Die middag vroeg een bewoonster mij: ‘Waarom zijn mensen zo meedogenloos?’ Het was een gewetensvraag. Natuurlijk moest ik ogenblikkelijk aan mijn mezenjongen en de eksteraanval denken. Ja, de natuur is hard en wreed. Eten en gegeten worden. Het is allemaal onlosmakelijk verbonden met de kringloop van het leven. Ook wij mensen zijn een onderdeel van die natuur. Of we het nu leuk vinden of niet: veel van ons gedrag is afkomstig van overlevingsinstincten die al honderdduizenden jaren deel uitmaken van ons brein. Daarom zijn mensen meedogenloos.
Maar dat was natuurlijk niet het juiste antwoord op de vraag die me werd gesteld. Zij wilde geen historische of biologische verklaring van me horen. In de vraag naar het waarom klonk een teleurstelling door, en uiteindelijk een zoektocht naar hoe ze om kon gaan met datgene waarmee het leven haar om de oren had geslagen. Het was – zoals vaak – een vraag zonder antwoord. Ze wilde geen college van me, maar dat iemand haar hand zou vasthouden.
De unieke mogelijkheid die mensen hebben om mededogen te tonen, zich het lot van medemensen aan te trekken en soms met gevaar voor eigen leven een ander te helpen, zonder er iets voor terug te krijgen, dat is het enige antwoord op de hardheid van de natuur. Soms zijn dat zulke grote verhalen dat er later films over worden gemaakt waar we met bewondering over spreken. Maar veel vaker is het de kleine praktijk van elke dag. Van mensen die bij elkaar op de afdeling wonen, elkaar ’s ochtends tegenkomen in de lift, en zien: deze mens is net zo kwetsbaar als ik. Compassie is het begin van het antwoord. Dat maakt anonieme mensen tot mensen om van te houden. Daar kan geen ekster tegenop.