Onze verborgen extase
Onder elke steen hier ligt begraven
een schaduw van extase
omgetrapte zerken deze tegels
waarover horden gedachteloos slenteren
zonder te weten dat jij ooit hier liep
de stenen ze zwijgen erover als ik
Ze hebben zich gehaast doordrenkt
met jouw vluchtige aanwezigheid
en onder 't plaveisel woeker je voort
en betover je nog ongezien
de horden die gedachteloos slenteren
over onze verborgen extase
't Gewicht van het geluk
Daar zie ik een hemel
verderlicht toch neergestort
en de wanhoop van een engel
met zijn vleugels van saffier
die te zwaar zijn om te vliegen
schoonheid is geen lichte last
zie hem zuchten in zijn hemel
door 't gewicht van het geluk
Eidolon
Zijn wij misschien uw genen
niet compleet zonder elkaar
maar wel beeld en ook gelijkenis
van hoe gij ons hebt gedacht
Zijt gij misschien mijn leven
niet vitaal zonder de dood
maar wel hoop en ook bevrediging
van hoe ik u heb verwacht
Mijn woorden
Zachte kraters zijn mijn woorden
door langzaam vallende gedachten geslagen
het stof dat er door opwaaide
zo van je jas geklopt
maar de kraters zijn zo zichtbaar
voor jankend brandende geslachten gegraven
de pijn die wij er inwerpen
valt bodemloos kapot
Zwijgend spreken, sprekend zwijgen
Soms dan denk ik aan de woorden
die ik dacht dat je me zei
maar je hield je mond gesloten
als ik naar je keek en rilde
van de stilte om ons heen
't Waren woorden die beminden
en ze klonken heel nabij
zo nabij dat ze nooit klonken
slechts mijn hoofd van binnen streelden
als ik hoopte dat je sprak
En ik zou je antwoord geven
met een streling van mijn hand
want we hoefden niet te spreken
van de woorden die ons bonden
onze stilte zei genoeg
Maar bij ons was zwijgen anders
dan de lokroep van de Geest
voor wie woorden veel te klein zijn
en die windstil ons voorbij trekt
want ons spreken was zo leeg
Teder te schroeien
Geef mij nog één dag
één allesverzengend moment
om jou teder te schroeien
met de vlammen van mijn passie
niet als hebzuchtig brandmerk, maar
een vingerafdruk in het zand
Weet dat als ik ga
mijn brandende hartstocht verkoolt
om lang gloeiend te blijven
en geliefden te verwarmen
niet door een laaiend steekvuur, maar
een smeulende gloed in je hart
Draag het met je mee
dat allesverzengend moment
om nooit wakker te worden
uit die vuurzee van ons leven
niet om er te verstikken, maar
mijn liefde te voelen voor jou
Genezing
Kom bij mij, tranenmuze
en rust in mijn verdriet
lik je vleugels als mijn wonden
schoon
ik heb ze nodig
Geef me, angstennymf, mijn pijn
en laat me in de waan
dat het lijden ooit een eind heeft
daar
waar ik moet sterven
Waak ervoor, droeve engel
en draag het als een last
dat de liefde mij zal breken
als
mijn wond gestreeld wordt
Mater Dolorosa
Wijs mij aan waar moeders slapen
die gekweld door zorg en pijn
kunnen rusten in het weten
dat hun kind'ren veilig zijn
Wie zegt mij dat zulke plaatsen
in dit ondermaans verblijf
wel bestaan en niet een put zijn
slechts de galm van tederheid
Want de angsten in hun ogen
dat hun eigen vlees vergaat
zie je zelfs wanneer zij luchtig
pratend bij de kassa staan
Waarom draag ik niet de lasten
die een moeder van mij heeft
kon ik haar ten grave dragen
en niet daag'lijks zij haar zoon
Waar zou ik moeten beginnen
met het noemen van mijn schuld
alle zwaarden hernieuwd slijpen
die haar hart hebben verwond
Het stoffelijk verlangen
Ja stellig zal ik ooit verrijzen
uit het stof van grijs verdriet
op een Berg van Overgave
door het Dal van Angsten omringd
Mededogen zal de wolken vullen
die de laagten vervlakken zal
en uit het stof mijn driest herscheppen
aan de wanhoop heeft ontrukt
Als de Overgave wordt geslecht
en zomerzon het stof verzengt
resten van het nieuwe leven
slechts contouren van de angst
Dit is nu mijn stoffelijk verlangen
mijn eigen Angst overziend vanaf
de Heuvelen van Berusting
dat eens een ander ik herrijst
De tijd en gene zijde
Ik kan je zo niet aanzien
omdat ik in de erfenis
van mijn eigen sterven kijk
beroer mijn pupillen niet
deze overgave is duur genoeg
Een pendule heb ik niet
maar had ik hem
ik sloeg hem stuk
om de raderen van de tijd
over je rotte lichaam uit te spreiden
Stiekem toch
in je ogen gekeken
en aan gene zijde beland
hoor ik je lachen en zingen
de prijs van de overgave
de veerman heb ik reeds voldaan
Oblivion
Op een verlaten station
waar geen trein meer stopt
denk ik je telkens te zien dolen
'wanneer komt de laatste trein?'
vraag jij
bedeesd maar met overtuiging
dat hij komen zal; desnoods
om slechts je vale karkas op te laden
's Avonds in een najaarsstorm
hoor je het fluiten in aantocht
en, terwijl je naar de rand loopt,
het dampende stampen der wielen.
Ooit dacht ik dat je was ingestapt
meegevoerd in die verlossende mist
je zwaaide nog even, maar niet naar mij
toen je voor eeuwig mijn herinnering betrad
Mijn vederlichte benauwdheid
Sla deze muur om mij weg
deze muur van vertrouwdheid
waar angst en haat
samen op woekeren
mijn wurgklimop zonder wortels
Neem nu het mes in de hand
en een moker van hartstocht
verlaat me niet
áls je moet uitroeien
mijn angstgezaaid kruid van verlaten
Weet hoe ik ooit heb getracht
om de liefde te planten
die mij beklom
tegen die gruwelmuur
mijn vederlichte benauwdheid
Lijden in de luwte
De storm kwam als een distel op
en wij briesten in het open veld
nee, laat ons de stilte niet
ons hart heeft pijn in luwte
Zijn doornen kerfden ons gezicht
en verminkten razend oog en oor
onrust heeft ons steeds behoed
voor eenzaamheid en schaamte
En toen 't gezocht geweld verdween
de ravage neersloeg in ons hart
wilden wij de wolken zien
maar niet de zon die doorbrak
De luwte in het open veld
deze zonbeschenen hartepijn
stilte zonder waarneming
is nauwelijks te dragen
Toe, geef ons toch de harde strijd
en wij reiken tot het paradijs
onze geest is niet vertrouwd
met stilte zonder lijden
Dichtersdroom
Stiekem kwam de maan op
de dichter had hem niet gezien
en huilde tot de wolken
het firmament prijsgaven
De dichter had geen aandacht
voor het kleinste hemellicht
zijn ogen had hij gesloten
en hij huilde om de maan
Hij dacht dat hij zich inbeeldde
hoe de maan hem flets bescheen
de dichter heeft nooit geweten
hoezeer droom en werkelijkheid
samenvielen toen hij weende
Liefde in lijden
Hoe zou ik moeten weten
- als het paradijs een ghetto is -
waar mijn liefde is gebleven
- als geluk verdachte is -
die ik uitzond om een boodschap
maar nooit terugkwam
Ik weet nog hoe het voelde
- nu de eenzaamheid een vriend is -
toen zij in mijn borstkas zoende
- nu verlaten schoonheid is -
en mij fluisterend beloofde
daar te blijven
Voor eeuwig zal ik wachten
- daar de pijn van nu niet nieuw is -
tot mijn liefde heeft verlaten
- daar de passie ouder is -
dat verdomde kamp de hemel
van mijn lijden
Vlucht
Misschien zag ik in
het raam van de trein
jouw gezicht wel stralen
en hoe je sprak over mij
kon ik niet horen
Misschien sprak je wel
helemaal niet over mij
en heb ik je stralende gezicht
als een hond de angst
enkel maar geroken
Misschien was het fout
om jou te gaan zoeken
en tijdens een aardse reis
te menen dat
je me wilde ontmoeten
In de mist van mijn beperking
Alle beperkingen die ik kende
en altijd heb bevochten
losten op als trage mist
toen ik je even zag
Het duurde kort, zo kort
dat ik je nauwelijks nog
voor de geest kan halen
als ik je stilletjes bemin
Waarom laat je me hunkeren
een glimp was veel te kort
om ooit te kunnen vinden
waarheen je me verscheen
Ik blijf onrustig dolen
op zoek naar jouw gelaat
in de mist van mijn beperking
waarin je naar me keek
Rigor insomniae
Waarom dan, slaap, heb ik je nodig
slaan je klauwen in mijn hoofd
wil, je mij de nacht verstikken
is mijn leven soms te lang?
Waarom dan, slaap, wil je me doden
ik heb maar zo kort te gaan
en nog zo veel te studeren
voor het einde komen mag
Waarom dan, slaap, laat je me rusten
je kent toch mijn grote haast
heb je dan geen mededogen
nog niet is mijn ziel bereid
Ach laat maar, slaap, ik heb begrepen
wat je zeggen wilde toen
laat ik mij te rusten leggen
'k ben immers nooit klaar genoeg
De stroom
Zie mijn lief, de aarde brandt
en waar wij gaan is vuur
ons doel drijft verder op de stroom
van die verschroeide dromen
die jouw hart en mijn lichaam
verbonden als twee oevers
zo innig en zo waar
Zie, mijn lief, de hemel huilt
maar nergens zie ik graven
is wat ons rest niet lang vergaan
verwaait met winterregen
die al het dode vruchtbaar maakt
maar ook alles vernietigt
zo weergaloos, zo schuw
Zie, mijn lief, de zon kleurt zwart
ons leven is ten einde
wat hadden we nog meer gedaan
dan licht te absorberen
dat schroeide en de tijd vergat
de stroom is drooggevallen
te krachtig en te snel
Mijn doorstoken hart
Hoe kon ik je ook houden
met mijn verschrompeld hart
dat enkel voor zichzelf
kon kloppen
Teveel was ik bezig
met het dorp in mijn hoofd
dat jouw metropool
liet stikken
Ik meende dat ik schaamteloos
van jou mocht profiteren
en dat ik jouw emoties
kon lenen
Hoe kan ik het je zeggen
met mijn doorstoken hart
dat enkel voor jou
mag sterven
Apostel van de liefde
Op zoek naar de apostel
die u liefhad
zocht ik in boeken, kroegen
kunsten, onrust,
of die mij kon vertellen
hoe ik beminnen moest
Gedwaald heb ik zovele jaren
langs de krochten van de haat
die hun duister met
mij deelden
en onvermoeibaar streden
om de aandacht van mijn hart
Hoe kon ík zo'n liefde kennen
die stierf aan eigendunk?
Hoe eenzaam had ik moeten zijn
een apostel van de liefde
te begrijpen, als mijn hart
bij Judas was?
Claude op Patmos
Het kriebelde in mijn buik
toen Debussy me overspoelde
en ik gedurende de tijd dat
de cd speelde
me even heel gelukkig waande
'Zou de aanschouwing Gods ook
zo mooi zijn,' droomde ik
verder
voelde ik niets behalve
onbehagen en de angst van verlies
Het maakte me panisch
hoorde ik God door de kamer
zweven? Was Debussy Johannes?
Riep hij in mijn woestenij,
gaf hij een juiste richting aan?
Sergei Pontifex?
In welke stemming ik dan ook
naar Prokovjefs eerste vioolconcert
luister
altijd volgt de zekerheid dat
er een God bestaat en dat
Hij zo mooi is dat
ik stom zou zijn niet onmiddellijk
naar Hem toe te willen
Maar wie weet is het geen
verlangen maar verleiding
en krijg ik straks geweldig
op mijn donder dat
ik Hem niet heb gezocht en dat
Hij zich zo openbaart dat
ik niet meteen zou begrijpen
naar Hem toe te willen
Poète gastronomique
Als alles al eens gezegd is
en de aarde onder boeken bedolven
dat zit ik hier mijn tijd te verdoen
en cliché aan cliché te rijgen
Maar niets is nog gezegd
en het schrift nauwelijks uitgevonden
een nieuwe kruistocht elke keer
Zou het niet als eten zijn
telkens hetzelfde, noodzakelijk nieuw
Behoeftige sensatie, tijdelijk verzadigend
Roman(tiek)
Een verwelkte bloem
bekoort mij niet, evenmin
als een kasteel in verval
Van grauwe luchten en motregen
daar krijg ik geen
mooie gevoelens van
Groene zerken, bruine bomen
ze zeggen mij nog minder dan
een leeg vel papier
waardoor de bomen uitvallen,
de zerken verweren,
de regen uit wolken slaat,
ruïnes bezwijken en
de bloesem verrot
Geketende geslachten
Zwarte daken zag ik
en onder de bedrukte spanten
het razen van geketende geslachten
Zwaar gevitreerde ramen sloegen
tralies van het doods weleer
de boeien van de vrijheid stuk
Dit huis heet Huiv'rend Heden
en wie er binnentreedt
draagt de wonden van de toekomst
maar geen troost van het verleden