De draden van de angst
Als dit spinnenweb is mijn angst
steeds opnieuw geweven
en exact hetzelfde weer
als de draden die ik toen
schichtig met mijn hand wegsloeg
Ze vormden windsels om mijn vingers
even een cocon van vrees
en van lege heerschappij
waarom toch die webben slechten
als de spin in leven blijft?
Weef mijn angsten in spiralen
naar een doodsverlangend hart
waar je rustig zit te wachten
tot ik in je netten vlieg
Onmachtig nog mijn hand te heffen
voor even maar bevrijd te zijn
Wederkeer
Groter is mijn heimwee
dan de angst voor pijn en rouw
naar het land dat mij beloofd werd
waar beloften nu verwaaid zijn
in het zand van 't graf geschreven
Meer nog dan mijn woede
heb ik heimwee naar dat zand
over 't graf van mijn geliefde
waar de liefde nu vergaan is
die die pijn en rouw verteerden
Laat mij dus maar teruggaan
ook al ga ik dood van angst
naar het graf van de gelofte
waar geloof nu opgestaan is
dat ooit pijn en rouw verwaaien
Alpha en Omega
Ik heb mezelf niet prijsgegeven
door te denken dat een God
aan mijn wieg stond en mijn graf
al gedolven heeft uit medelijden
met mijn armzaligheid
De ziel en ik
Ontstijg, mijn ziel, mijn vleesbekoren
droom mijn nooitvervlogen ik
die zo ver onder mezelf en
wereldangst verborgen zit
ik heb mijzelf nog nooit gezien
Rijs op, mijn ik, uit aards verstikken
grijp mijn steedsvertrapte ziel
die jou altijd wilde voeren
van de tombe naar het licht
ik heb mijn ziel zo vaak verminkt
Hoe kan ik mijzelf vervreemden
dat mijn ziel mijn ik opgraaft
die ik trots ten toon kan stellen
op de puinhoop van de angst
ik heb mezelf nooit vrij gezien
Razende tijd
Voor wie mijn schoenen vinden
die ik, rusteloos verlopen,
naast de renbaan heb geschopt
als occulte instrumenten op
een altaar van de Tijdgeest,
heb ik droef mijn knie geknakt
En mijn lijf gedwee gebogen
om, met vingers blauw gezwollen
van de weg die is doorraasd,
deze veters stuk te trekken die
mij bonden aan dit altaar
en mij dwongen op dit pad
Ja, ik heb mij toen gewroken
toen, bevrijd van alle boeien,
ik mij ophief uit de tijd
nee, ik hoef niet meer te vluchten nu
de renbaan is verlaten
als het Lege Graf slechts liggen
daar mijn schoenen voor de wereld
De berm
Waar liep ik te dwalen
toen mijn ogen niet meer zagen
waar de weg was en de boord
van de berm werd uitgevlakt
tot dat schemerig moeras
waarin ik van doodsangst huilde
Was het wel een dwalen
heeft mijn ziel mij niet verraden
toen zij ziek werd en mijn geest
slechts dat droombeeld heeft getoond
van een onvermoed bestaan
buiten de betreden paden
Waar ik liep te dwalen
elke stap mijn hoop vervaagde
dat ik licht trof en mijn oog
aan het duister werd gewend
tot het brandend samenkneep
van een vonkje aan de hemel
Nooit meer wil ik dwalen
in het duister van die paden
waar mijn ziel zinkt en de berm
een moeras vol angsten is
toch, ik wil geen wegenkaart
maar een vangrail voor mijn dromen
Onmacht der liefde
Geef je maar over,
laat je maar meevoeren,
zeiden we, maar we bedoelden
vecht, kom terug, breek
die klauwende kreeft uit je lijf
laat ons niet achter
in die machteloze wereld
Je wist heel goed
wat we bedoelden
en keek ons enkel aan
met ogen die vertrouwen
moesten uitstralen
maar wij wendden onze blik af
en lieten je alleen
Eenzaam ben je ten onder gegaan
de afstand tussen het bed
waarop je lag en de stoelen
waarop we zaten
was immers oneindig veel groter
dan de afstand tussen
het leven en de dood
Ars moriendi
Op dit verschoonde bed lag je
je leefde en je droomde
maar wist je wel dat reeds vandaag
een vreemde hier zou wonen?
Toen je je slappe arm bewoog
die breekbaar reikte naar warmte
zul je toen vermoed hebben
dat die nu al koud en stijf zou zijn?
Je angstige ogen zijn opgedroogd
waarmee je ons naar binnen zoog
en toen we ze sloten sloten we
de poorten van ons paradijs
Als ooit de dood het einde was
van alle leven en dromen
dan wel bij dit verschoonde bed
voor ons, maar niet voor jou
Gestold in 't mysterie
Het is zo stil in je kamer
dat enkel je schokkende adem
het vacuümheelal vervult
terwijl rondom je verstilde lichaam
het grootse mysterie
van het universum woedt
Er is niks te zien, nog minder te horen
toch voel ik hoe het groot geheim
van dood en leven rond ons optrekt
als klamme mist die het zicht beneemt
en dan plots alles helder laat
om angst te planten op het graf van hoop
In gedachten zie ik de aarde splijten
een zonsverduistering
honderden vulkanen die duizenden
met hun uitgekotste lava verzengen
maar het blijft stil, zo stil
en enkel het mysterie ademt
Dan jaag je voor de laatste keer
die adem door je longen
als een lont die dooft
door een teveel aan was
zo heeft het leven je verstikt.
De lont onbereikbaar gestold in 't mysterie
Opvoeding
Je bent zo rustig, zo hemeltergend gewoon
dat de dood die je gegijzeld heeft
nog minder dan ik misschien
er raad mee weet
En terwijl ik als Maria naar je luister
ploetert de dood als Martha
aan je afbraak
je voelt het niet, maar ik hoor het
Kostbare uren laat ik ongebruikt
die de dood woekerend benut
om elke minuut die ik met je wil doorbrengen
tot een seconde kaal te grazen
Praat met me en toon je angsten
ook al heb ik geen weerwoord
nu kun je mij een moeder zijn
en mij opvoeden in het leven
Het oude verbond
Verscholen in het neerdrukkende
voorjaarsgroen waarin
het eindeloos vergaan al ligt besloten
zie ik een waterplas woekeren
vechtend tegen de zon
de verdamping vervloeken
Hij siddert van ontzetting
bij elke molecuul die,
door de doodsstrijd verlamd,
zich moet overgeven aan
dat nietsontziende Al
van de kosmos en haar wetten
Verspreid over de hele aardschijf
zullen zij nieuwe plassen vormen
en de verrotting van het
bejaarde voorjaarsgroen
kokhalzend maar gedwee
en vooral gehoorzaam voltooien
Als ooit een regenboog
zich zal bedenken
bij wier gratie zij bestaat
zij zou zich van schaamte verbergen
en nooit meer willen verschijnen
als bekroning van een
tot vergaan gedoemde schepping
Mijn kleine dierbare angst
Verlaat mij niet, mijn engel,
ik wil één van je vleugels zijn
of desnoods maar de zoom van je kleed
als je me maar nodig hebt
zoals ik jou
om de nacht te overwinnen
Zie toch deze verheven band
van de dood, de nacht en mij
waarin mijn lichaam openscheurt
om 't bloedeloos hart te verlossen
dat, verlamd door zwarte gedachten,
jou, engel, enkel wil verleiden
Voel hier mijn kleine dierbare angst
die raast in de schaduw van
vele kosmische vermoedens
die 't bloedeloos hart overvragen
en miljoenen vergeten gedachten
hijgend heeft verzwolgen
Nee, laat je niet verleiden, engel,
door dat hart dat mij wil verteren
je moet eraan voorbij gaan, hoor je,
want het drijft me naar de dood
in die bezwete nacht waarin
ik je zo pijnlijk echt verwacht
Mijn hoop is als mijn hart
Mijn holle kamer draagt de sporen
van euforie en groot verdriet
beslagen zijn de smalle ramen
angst en wanhoop dauwen schril
van de dode luchter
Schimmen beuken tegen muren
brullen alles wat ik weet
in de stilte van het hoekje
waar ik wegduik met mijn hoofd
in verkrampte handen
Niemand hoort het krachtloos schreeuwen
echo die langs vloer en wand
op me terugslaat en me martelt
zweep die uit mijn longen knalt
en mijn hart verranselt
Maak een einde aan dit lijden
voordat ik het zelf moet doen
want ik kan niet en ik durf niet
en mijn hoop is als mijn hart
slechts een holle kamer
Bloedschuld
Wanneer ze mijn hemd openscheuren
zal ik dan janken als een hond,
zal ik dan bidden, zoals
ik nog nooit gebeden heb, of
zal ik slechts zwijgen in angst
en wanhoop
wanneer ze me de blinddoek aanbieden,
als laatste gebaar van
sarcastische wellevendheid
die ik niet kan beantwoorden met
mijn handen gebonden?
Wat zal het laatste zijn
waaraan ik denk, voordat de
kogel mijn borst binnenvreet
of zal het een wie zijn
die ik meeneem in de eeuwigheid?
Of is het die wíe
die míj optilt
als ik tegen de muur op de grond zak
en vergeving door bloed
wordt gegeven?
Tussen wanhoop en vrede
Een bloedblaar herinnert mij
aan minder mooie tijden
toen een seconde van geluk
nog door mij
gekoesterd werd
en verinnerlijkt
Wat moet ik met die luxe
van aanhoudend geluk
ik kan er niet mee
overweg
maar triest zijn
wil ik niet
Wat blijft mij dan nog over?
een leven tussen wanhoop
en vrede?
Misschien ben ik wel
niet gemaakt
om te leven
De dood en het Al
Een kleine kamer heb ik slechts
maar mij is het genoeg
hier vul ik de ruimte op
en kan mezelf vertellen
dat ik meetel in 't heelal
Natuurlijk weet ik beter
want ook ik hoor door de deur
hoe de kosmos openrijt
en die blinkende medaille
door de dood wordt uitgereikt
En de voetstappen die naderen
even houdt mijn adem stil
ik verwacht zijn stoere kloppen
op mijn kleine-kamerdeur
om toch eens gekend te zijn
Lichaam en ziel
Hoevaak ben ik niet radeloos
van angst geweest en vocht
ik tegen alle beelden waarmee
mijn brein mijn hart vermoordde
en mijn hart mijn brein beloog
Hoevaak heeft niet mijn lichaam
mijn ziel kapot getrapt
en andersom gesproken
de vrije wil ten kwade
mijn lidmaten gestuurd
Hoevaak heb ik niet radicaal
het leven doodgewenst
en niet alleen het mijne maar
dat van geheel de wereld
die toch nergens toe dient
Zij leidt niet tot de waarheid
en verval is slechts haar lot
misschien bezat zij schoonheid
maar die is dan verdwenen
toen angst mijn hart beklom
Gebarsten spiegel
Nooit zal ik kunnen strijden,
vanuit een loopgraaf richten
op de vijand aan de overkant
een verplichte, geveinsde woede
Ook daar zit een jongen
angstig en vol weemoed,
misschien een belangrijk dichter,
een violist, een groot geleerde
Zo iemand die ik zou willen zijn
maar nooit ben geworden,
die meer voor de wereld kan zijn
dan een anonieme dode
Hoe kon ik hem vermoorden
die niets anders heeft misdaan
dan ik: me laten bedriegen
en te laf zijn om te sterven
voor mijn eigen idealen